Het gevoel van ‘iets goeds doen’ gecombineerd met het leren kennen van een andere cultuur en een verre reis maken. Veel jongeren gaan voor vrijwilligerswerk en stages naar het buitenland. Vooral vrijwilligerswerk in weeshuizen zijn erg populair. Dat wordt ook wel ‘weeshuistoerisme’ genoemd. Better Care Network Netherlands (BCNN) voert, samen met een groot aantal andere organisaties, campagne om deze vorm van vrijwilligerswerk en stages in weeshuizen te stoppen. Waarom eigenlijk? Er zijn zeker zeven redenen.
Deze reizen naar ‘weeshuizen’ worden door gespecialiseerde vrijwilligersorganisaties, reisorganisaties, ngo’s, kerken, scholen en universiteiten of een weeshuis zelf aangeboden. Daarbij worden verschillende redenen aangedragen waarom vrijwilligerswerk en stages in een kinderhuis zou kunnen bijdragen aan het welzijn van het kind.
Bijvoorbeeld dat vrijwilligers en stagiairs kunnen bijdragen aan het Engels van de kinderen en goed kunnen helpen bij het organiseren van activiteiten. Ze geven vaak als argument dat als de kinderen eenmaal in het kinderhuis wonen, je jezelf juist kan inzetten om de situatie te verbeteren en een helpende hand te bieden. Zo heeft de meerderheid van mensen die vrijwilligerswerk of een stage wil doen in een kinderhuis de beste bedoelingen en denkt te handelen met het belang van het kind voorop.
Maar waarom is dit toch geen goed idee? Welke risico’s zijn er voor de kinderen in de kinderhuizen waar vrijwilligers en stagiairs in direct contact kunnen komen met kinderen?
7 redenen waarom je geen vrijwilligerswerk of stage in een kinderhuis moet doen
Je draagt bij aan een verstoorde hechting. Wanneer vrijwilligers en stagiairs – die komen en gaan – direct contact hebben deze kinderen, kan dit heel negatief werken omdat kinderen zo keer op keer een verlieservaring hebben.
Je mist relevante kennis en ervaring. Vrijwilligers en stagiairs zijn vaak niet getraind om met (getraumatiseerde) kwetsbare kinderen te werken en hebben weinig kennis van de mogelijk negatieve impact van hun rol op de emotionele en sociale stabiliteit en ontwikkeling van kinderen.
Je draagt bij aan het onderbreken van de dagelijkse routine. De aanwezigheid van internationale vrijwilligers/stagiairs kan de dagelijkse routine van kinderen kan onderbreken (o.a. onderwijs) en kan verwarring veroorzaken wat betreft de cultuur en identiteit van kinderen.
Je neemt werkgelegenheid weg. Juist in landen waar veel vrijwilligers en stagiairs komen is het voor de lokale economie en ontwikkeling van het land belangrijk dat er werkgelegenheid wordt gecreëerd.
Je draagt bij aan de schending van kinderrechten. Elk kind heeft het recht om in een
familieomgeving op te groeien. ‘Weeshuizen’ bieden dat niet.
Je kan bijdragen aan kinderhandel. In meerdere gevallen worden de ‘weeshuizen’ gerund als ‘business’. En dan geldt hoe meer ‘zielige kinderen’ hoe meer geld het opbrengt.
Toegang tot kwetsbare kinderen wordt normaal. Door het openstellen van het kinderhuis voor vrijwilligers en andere bezoekers zijn kwetsbare kinderen ook toegankelijk voor mensen met verkeerde intenties.
Wat dan wel? Steun gezinnen en gemeenschappen!
Als er helemaal geen vrijwilligers of stagiairs komen helpen, worden de problemen van kinderen dan niet juist erger? Nee, goed georganiseerde en gecontroleerde kinderhuisprojecten zijn namelijk niet afhankelijk van vrijwilligers en stagiairs; zij hebben stabielere inkomsten en voldoende permanent en professioneel personeel om de juiste ondersteuning te bieden. Door vrijwilligerswerk of stage in een kinderhuis houdt je een praktijk in stand die schadelijk is voor het kind.
BCNN roept daarom op om te zoeken naar andere manieren om bij te dragen aan de ontwikkeling van kwetsbare kinderen in de wereld. Verdiep je in of doneer aan programma’s die kinderen helpen in hun eigen gezin en familie te blijven. Deze programma’s richten zich bijvoorbeeld op het versterken van gezinnen en gemeenschappen, economische ontwikkeling, positief ouderschap, maatschappelijk werk, gezinszorg en de ontwikkeling van wetten en beleid om kinderen te beschermen. Veel particuliere initiatieven zetten zich daar voor in.
Dat het anders kan laten deze initiatieven van kleinschalige projecten zien
Zo zijn er 64 organisaties die de pledge #EveryChildAFamily ondertekenden. Daaronder veel Partin-leden. Met de pledge verklaren zij dat familie dé plek is voor een kind om op te groeien. Zij roepen andere ngo’s, bedrijven, kerken en scholen op te investeren in familiegerichte zorg. Opvang van kinderen in weeshuizen hoort daar niet bij.
En dan is er Family Power. Dat is een samenwerkingsverband tussen negen Nederlandse particulieren initiatieven en hun internationale partners in vier continenten. Ook daarbij zijn veel leden van Partin. Met een uitgebreid onderzoek- en communicatieprogramma maken zij zichtbaar hoe kwetsbare kinderen toch kunnen opgroeien in een veilige, zorgzame en permanente familie.
Een algemeen nut beogende instelling (ANBI) moet uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar haar financiële gegevens online publiceren. Die deadline is dus 1 juli. Zaterdag. Dat kan op de eigen website van de ANBI, maar mag ook via een brancheorganisatie zoals Partin.nl. Partin ontwikkelde handige toolkits. Daarmee wordt het maken van de jaarrekening en het jaarverslag een fluitje van een cent. Mocht je nog worstelen met de cijfertjes raadpleeg dan de toolkits. Vele stichtingen gebruiken het al jaren.
Een ANBI die haar financiële gegevens niet tijdig publiceert, loopt het risico de ANBI-status met terugwerkende kracht te verliezen. Hierdoor vervallen de fiscale faciliteiten voor de ANBI én haar begunstigers. Grote ANBI’s moeten voor hun publicatieplicht gebruikmaken van standaardformulieren van de Belastingdienst. Kleine ANBI’s mogen gebruikmaken van een standaardformulier. Voor deze kleine stichtingen zijn de kleinegoededoelen-toolkits handig en voldoen aan alle eisen. Voor de grotere trouwens ook.
Bekijk de belangrijkste toolkits* voor het maken van het jaaroverzicht:
We kennen allemaal het verhaal van de krantenjongen die het schopte tot mediamagnaat. En zo zijn er meer voorbeelden. Minstens zo spectaculair. Zoals Nandani. Nandani woont in Wellawaya, Sri Lanka en volgde een opleiding in batik-ontwerp, kreeg haar diploma en startte haar eigen bedrijf. Maar dat is nog niet alles. Ontdek hoe een cursus het leven van Nandani volledig veranderde. En dat met een klein beetje steun van Arthacharya, Sampath Foundation en de community.
Nandani had geen enkele kennis van batikken. Toen ze op zoek was naar manieren om een inkomen te vergaren, hoorde ze tijdens een bijeenkomst op het Community College over de verschillende cursussen. Ze besloot zich in te schrijven en koos voor ‘Batik Ontwerpen’. In 2022 was ze een diploma rijker.
De opleiding bood haar de mogelijkheid om verschillende aspecten van het batik-ontwerp te leren. Batikken is een manier om een geweven stof met verf en was van een decoratie te voorzien. Het woord batikken komt uit het Javaans en betekent ‘veel puntjes’.
Nandani leerde ontwerpen en tekenen, het toevoegen van kleuren en het gebruik van batikwas. Ook leerde ze nieuwe trends in batik-ontwerpen. Zoals Java Batik. Tijdens en na de training kon ze haar kennis verbreden en haar techniek verbeteren door te leren van andere ervaren professionals.
Populaire batik-ontwerpen
Al tijdens de opleiding werkte Nandani als naaister met batik. Vanuit haar huis. En dat bleek een gouden greep. De populariteit van haar ontwerpen groeide met de dag.
De stap naar een eigen atelier werd toen snel gemaakt. Aan huis begon ze een batik-winkel. Ze past de batik-techniek toe op verschillende soorten ontwerpen waaronder sari’s, shirts en jurken. Ze bouwde een flinke klantenkring op. De vraag naar haar producten is nu zo groot dat ze moeite heeft om aan de vraag te voldoen.
Nandani wil groeien. Haar wens is om één of twee mensen in dienst te nemen. De hoge personeelskosten zijn daarbij niet de enige uitdaging. Ook de prijzen van batik-kleurstoffen en stoffen zijn hoog. Toch is ze vast beraden.
Kennis doorgeven
En alsof dat nog niet alles is, vragen mensen haar om les te geven in het ontwerpen van batik. Ze geeft al lessen in batikken aan kinderen. En sinds 2023 geeft ze als trainer les aan het Community College in Wellawaya. Op deze manier draagt zij haar steentje bij. En dat is precies de basis van het Community College: voor elkaar, door elkaar.
Nandani koestert een droom. Ze hoopt dat het Community College in de toekomst meer getalenteerde en succesvolle deelnemers voortbrengt. En zij laat zien dat het kan.
Bron/foto’s: Sampath Foundation (bewerkt door Yvonne van Driel | Partin)
Sampath Foundation is lid van Partin. Partin is dé brancheorganisatie voor kleine goede doelen die op velerlei wijze bijdragen aan de SDG’s wereldwijd.
Kleinegoededoelen.nl geeft naast verhalen van particuliere initiatieven ook regelmatig ruimte aan gastbloggers. Heb jij ook een mooi verslag of blog van jouw verblijf in een projectland of werkbezoek aan jouw partnerorganisatie en wil je dat delen, schrijf dan naar redactie@partin.nl. De redactie behoudt zich het recht bijdrages te weigeren dan wel te redigeren of in te korten.
Dat in sommige landen meerdere particuliere initiatieven actief zijn is bekend. Dat deze goede doelen regelmatig samen komen ook. Meestal zijn dat landendagen of platforms. En soms gaat dat verder en besluiten de stichtingen om een vereniging op te richten. De Nepal Federatie Nederland (NFN) is zo’n vereniging. NFN bestaat al 5 jaar en tijdens het Nepal Congres geeft Krijn de Best de voorzittershamer door aan Björn Stenvers. In de Nepal Congres-krant een dubbelportret met beiden. Over de kracht van samenwerken.
Dubbelportret bij de overdracht van de voorzittershamer
Een eigen plaats in een woelig krachtenveld
Krijn de Best is al sinds decennia zeer actief als voorzitter van de Stichting Nepal. Werk genoeg. Toch stond hij in 2017 aan de wieg van de NFN. Wat bezielde hem? ‘Iedereen leek het wiel uit te willen vinden, in een steeds groter
peloton van organisaties, terwijl het mijn overtuiging was – en nog is – dat samenwerken meer resultaat oplevert. Bovendien zijn de projectkosten in Nepal flink gestegen en kunnen een paar organisaties samen wel voor elkaar krijgen wat zonder bundeling van krachten niet lukt. Verder weten twee meer dan een, kunnen we samen een betere gesprekspartner van overheden zijn en lukt het zo makkelijker om de continuïteit te waarborgen van activiteiten die niet langer vol te houden zijn omdat men te oud wordt.’
Krijn de Best tijdens een voettocht door het Everest gebied. Foto: Barend Toet
Na vijf jaar draagt hij het stokje over. Wat is er in die tijd bereikt? ‘We zijn een eind op streek, nu de NFN 50 leden telt en meer dan de helft van al het private initiative dat in ons land wordt genomen onder de paraplu van de NFN valt. Het omvallen van sommige belangrijke clubs is voorkomen en we hebben een bruggetje gebouwd naar de Nepalezen die in ons land wonen en werken. Er wordt soms samengewerkt, maar dat kan vaker en beter…’
Overigens kreeg Krijn ook te maken met weerstand. ‘Als voortrekker moet je soms bepaalde zaken doordrukken, en dat kan tot wrijving leiden. Zo heb ik het enorm betreurd dat er op een slecht moment vijf organisaties opstapten, naar mijn gevoel vooral uit angst voor het verliezen van zelfstandigheid. Jammer en ook niet nodig. De NFN staat juist voor vrijwillig samenwerking met behoud van de eigen identiteit.’
Hoewel Krijn ‘redelijk tevreden’ is met wat er is bereikt, blijft er wel wat te wensen over. ‘Ik had dolgraag het Nepal Huis op willen zetten, als ontmoetingsplek en informatiecentrum.’ Maar tevredenheid overheerst. ‘Mijn opvolger neemt een organisatie over die een eigen plaats heeft veroverd in een woelig krachtenveld. Werken in en met Nepal heeft vaak een emotionele component en dat zal ook in de toekomst een rol spelen.’
Hoe keken anderen tegen hem aan in die afgelopen jaren? ‘Ik word wel ervaren als drammer. Zelf noem ik me liever energiek. Ik zag de NFN in eerste aanleg als een kar met vierkante wielen. Door daaraan te trekken en te sleuren, krijg je ronde wielen…’ Hij lacht. ‘Ik moest soms bikkelen om de boel op gang te trekken. Wat de NFN nu nodig heeft, is een bestuurder die de route naar de toekomst verder uitstippelt.’
Overigens heeft Krijn nog wel een verlanglijstje voor de komende vijf jaar. ‘We verdubbelen het aantal leden, gaan fungeren als kwaliteitskeurmerk voor steunorganisaties die zich op Nepal richten, en worden door overheden in beide landen gezien als volwaardig gesprekspartner. De NFN kan een belangrijke rol spelen als bruggenbouwer en als motor achter de internationale Nepal-congressen van de toekomst.’
Wat is er de laatste jaren veranderd in Nepal? ‘De overheid wordt volwassener en de bureaucratie groeit. Ergerlijk om mee te werken, maar hoopvol waar het de belangstelling van die overheid in de ontwikkeling van het eigen land betreft.’
En wat is er veranderd aan onze kant? ‘De waan van de dag heerst steeds meer. We mikken minder op ontwikkeling op lange termijn. Sommige fondsverstrekkers verleggen schijnbaar plotseling hun focus. Dat geldt ook voor de overheid. Nederland was 30 jaar geleden zeer aanwezig in Nepal. Nu is onze overheid daar zo goed als onzichtbaar. Liefdadigheid was vroeger veel persoonlijker van aard. Tegenwoordig leidt de georganiseerde fondsenwerving de dans, en wordt men vooral aangestuurd door grote TV-acties. Het is oppervlakkiger geworden. De verantwoording achteraf is vaak ver te zoeken. Kleinschalige organisaties hebben een inniger band met wat ze doen.’
Ziet hij hindernissen opdoemen die het kleinschalige ontwikkelingswerk bedreigen? ‘De toenemende regelgeving drijft de kosten op door de extra administratieve rompslomp terwijl minder kapitaalkrachtige donoren daar weinig voor voelen. Dat wringt, maar dwingt ons ook tot meer samenwerking. Hopelijk daalt dat besef steeds meer in bij de leden van de NFN en zij die dat willen worden.’
Werken aan de wil om samen te werken
Björn Stenvers is het ontwikkelingswereldje ingerold via een baan als directeur bij Unesco, waar hij museaal erfgoed beschermde. Daar kreeg hij al te maken met landen waar de infrastructuur op het oog minder ontwikkeld was dan in eigen land. Zo ontmoette hij vakmensen in landen waar hij werkte en begreep hun benadering. ‘Het is bij dat soort contacten erg belangrijk dat je je niet koloniaal opstelt, dat je luistert. Wij bepalen niet wat zij gaan doen.’
De kennismaking met Nepal – en met Leendert Parlevliet, de bevlogen initiator van het Oogkamp – liet hem niet onberoerd. ‘Zijn passie was aanstekelijk. Ik werd gewoon verliefd op dat land.’
Björn Stenvers aan het woord. Foto: Michiel van Nieuwkerk
Misschien nog belangrijker, voor zijn functioneren bij de NFN, was echter dat hij met zijn werk voor de Unesco zichtbare vooruitgang wist te boeken door in overzichtelijke stapjes tot meer onderlinge samenwerking te komen. ‘Door een paar simpele aanpassingen konden we het aantal museumbezoekers aanzienlijk opkrikken. Dat was plezierig voor individuele musea maar ook voor de hele sector.’
Gedragsverandering is voor hem een sleutelwoord. ‘Ik vind het belangrijk dat je observeert. Geef anderen de kans om eerst aan te geven wat zij nodig hebben. Het begint bij de behoefte aan de andere kant. Verdiep je in de cultuur waar je mee te maken krijgt. Probeer professionaliteit aan te kweken, dat zorgt ervoor dat niveauverschillen verdwijnen. Beschouw bureaucratie niet per definitie als negatief.’
Wat is zijn drijfveer om het voorzitterschap van de NFN over te nemen? ‘Wat mij al een tijd verbaasde, is dat er zo veel clubs en clubjes zijn die goed werk verrichten, maar elkaar niet kennen, terwijl er wel raakvlakken en overlappingen zijn. Daar zou ik aan willen werken. We hebben niet alleen gedragsverandering nodig aan de andere kant van de wereld, maar ook hier in eigen kring. Ik wil werken aan de wil om samen te werken, ook binnen de NFN.’
Hoe denkt hij dat te bereiken? ‘Mijn ervaring leert me dat je altijd moet streven naar een veilige omgeving, waarin mensen zich op hun gemak voelen en gedachten en inzichten willen delen. Dat kan door de dialoog werkelijk een kans te geven. Neem de tijd om iedereen z’n zegje te laten doen. Zoek draagvlak. Denk coöperatief. Dan herkennen mensen gemeenschappelijke belangen en ontstaan samenwerkingsverbanden spontaan.’
Wat staat er op zijn bucket list rond de NFN? ‘Laten we bekijken welke groepen op vergelijkbare velden werkzaam zijn. Ik zie de werving van leden niet als doel, maar zou wel graag zien dat anderen zich aansluiten omdat men in de NFN een vertegenwoordigende waarde herkent. Ik zie veel in een marktplaats-achtig platform, dat zich digitaal en sociaal manifesteert. Koppel de tijd, het geld, de passie en de kennis aan onze kant aan de behoeften en het vermogen om mee te denken aan de Nepalese kant.
Tenslotte, staat verjonging hoog op zijn verlanglijstje. ‘Mijn kernwaarden sluiten daar naadloos op aan. Sustainability, jong talent, digitalisering, innovatie en gelijkwaardigheid…’
NFN is lid van Partin. Ook Stichting Nepal is lid.
Er is een dag voor alles. En soms kent een dag meerdere thema’s. Zo begint op zondag 20 maart de lente voor het noordelijk halfrond en de herfst onder de evenaar. Maar op 20 maart is het ook Wereldverteldag, de Internationale Dag van het Geluk, de Wereld Mondgezondheidsdag en nog een paar meer. Vaak staan goede doelen stil bij zo’n specifieke dag. Dat noemt men inhaken. En dat levert mooie acties op. Kijk maar naar de actieLeren lezen door je tanden te poetsen van Dental Health International Nederland.
Soms zijn er verbanden waar je ze niet direct verwacht. Zo toont onderzoek aan dat het aanleren van structureel tandenpoetsen en handenwassen schooluitval bij kinderen halveert. Gezonde kinderen profiteren daarvan. Door meer onderwijs neemt later de sociaaleconomische status van deze kinderen toe. Daarom komt Dental Health International Nederland (DHIN) met de actie Leren lezen door je tanden te poetsen.
“Wereldwijd heeft 60-90% van de schoolkinderen cariës, vaak leidend tot pijn en ongemak en schoolverzuim. Cariës kan worden voorkomen door een constant niveau van fluoride in de mondholte te handhaven.” [WHO]
World Oral Health Day
Op World Oral Health Day vragen tandartsen wereldwijd aandacht voor het belang van goede mondzorg en het verband tussen een gezonde mond en de algemene gezondheid en het welzijn.
DHIN staat voor het bevorderen van de mondgezondheid van achtergestelde groepen in binnen- en buitenland. De actie Leren lezen door je tanden te poetsen richt zich vooral op sociaal ondernemende tandartsen en mondhygiënisten. Maar is open voor eenieder die gezonde kinderen belangrijk vindt.
Is landbouw een middel of een doel? Volgens Bert de Graaff is landbouw een middel, het doel is ontwikkeling van mensen en gemeenschappen. De voorzitter van Vriendenkring SEKEM vertelde met passie over het werk van Ibrahim Abouleish, die in 1977 met de aankoop van 50 ha. woestijn SEKEM start. Samen met Bedoeïenen plantte hij bomen. Nu is de methode SEKEM een voorbeeld voor andere projecten en initiatieven. Daarover gingen de deelnemers tijdens deze door Partin georganiseerde workshop met elkaar in gesprek.
Visioen
Voordat Bert de Graaff ingaat op de succesfactoren van SEKEM, benadrukt hij allereerst dat ieder project anders is, want andere mensen, andere aanleiding, andere landen en cultuur. Daarnaast is het ‘ontwikkelpad’ bochtig met onvoorziene problemen, maar ook onvoorziene kansen. Het levensverhaal van Ibrahim Abouleish is een verhaal over een man met een visioen. Een visioen van een woestijn met water, bomen, dieren, mensen, zang, cultuur en kunst. Na studie en carrière in Europa ging hij terug naar Egypte en maakte plannen voor biodynamische landbouw, fair trade met winst voor ontwikkeling mensen. Experts zeiden dat dit echt niet kon, maar hij zette door.
Nu is SEKEM, wat kracht van de zon betekent, een holding gebaseerd op de principes van de economy of love. De onderneming met 2.000 medewerkers heeft zo’n 1.000 ha landbouwgrond en verwerkt de producten in eigen beheer. Afzetmarkten o.a. in de Verenigde Staten van Amerika en Duitsland met een omzet van zo’n 25 miljoen euro. De onderneming ondersteunt de SEKEM Development Foundation, die scholing voor kinderen van 4 tot 18 jaar, medische voorzieningen en culturele activiteiten organiseert.
Voorbeeld
SEKEM deelt graag haar kennis. Vooral herbebossing, compostering en pesticidevrij telen van gewassen zijn veel gevraagde onderwerpen. Ad Groeneveld (Welzijn Wajir) vertelde hoe een excursie naar Egypte de mensen in Kenia inspireerde. Ook andere organisaties bezochten SEKEM. De aanpak kent vele volgers. Ieder in aangepaste vorm. Maar belangrijk is in elk geval – en dat kwam ook uit de reacties van de deelnemende particuliere initiatieven (PI) actief in internationale samenwerking – een bottom-up aanpak, stapje voor stapje gaan, vergeet de bewustwordings- en gemeenschapsprocessen niet, denk aan educatie en training, werk vanuit committent en met betrokkenheid van de lokale bevolking en houdt rekening dat het een lang termijnproject is.
Van de andere kant kwamen vragen over lokale markt versus export, voedselzekerheid versus vermarkting en wereldhandel versus fair trade. Daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Maar dankzij het mooie voorbeeld van SEKEM kan de uitwisseling over landbouw als middel om armoede te verminderen alleen maar groeien. En daardoor uiteindelijk de armoede zelf. Veel leden van Partin werken daaraan mee.
Partin organiseert maandelijks een webinar, workshop of online bijeenkomst. Het volgend webinar ‘Van vraag tot voorstel’ is op 13 juli. Ga naar onze agenda voor meer informatie.
Tweeëntwintig april was een belangrijke en feestelijke dag voor Stichting Geef de kinderen van Mpongwe een toekomst (GKMT). Op die dag werd de vakschool overgedragen aan het Zambiaanse landbouwministerie. GKMT laat zo zien dat projecten succesvol afgerond kunnen worden, ook tijdens een pandemie. Yvonne van Driel (Partin) sprak met voorzitter Ton Korsten-Korenromp: “Ik ben heel blij dat we de school nu overgedragen hebben.”
Op 22 april werd het George Korsten Vocational Training College (GKVTC), het GCMF-guesthouse en het OVC-project (project voor kwetsbare kinderen) in aanwezigheid van de Zambiaanse minister Michael Katambo officieel overgedragen aan het Ministerie van Landbouw. Het Zambian College of Agricuture (ZCA) Monze zal de boel runnen. In haar speech die voorzitter Ton Korsten-Korenromp op deze feestelijke dag uitsprak, verwoordt ze het zo: “A historic day. Cutting the ribbon, made my dream come true.”
In 2009 ontstond de droom voor een instituut voor beroepsonderwijs. Samen met haar, nu overleden, man George zag ze dat er voor jonge mensen in Mpongwe weinig kansen waren, terwijl er wel een tekort aan vakmensen bestond. Ze vroegen zich af of het opzetten van een dergelijk trainingscentrum voor kinderen uit arme gezinnen mogelijk was. Een college met bibliotheek, praktijkruimtes, een boerderij en sportaccommodaties waar jongeren intern kunnen verblijven en een vak leren. Het leek een erg ambitieus plan, maar in 2011 werd met de bouw van de school begonnen en in 2014 gingen de eerste cursussen van start. De school kreeg de naam George Korsten Vocational Training College ter nagedachtenis aan haar man.
Overdracht in vertrouwen Korsten-Korenromp had er een dagtaak aan. Zij wil nu haar werk voor de stichting afbouwen. Bovendien was vanaf het begin de gedachte dat de projecten lokaal gedragen moesten worden. “Het is altijd de bedoeling geweest om de projecten over te dragen aan lokale instanties. Ik ben daarom heel blij dat we de school nu overgedragen hebben.” Het vertrouwen in ZCA Monze is groot. “Het afgelopen jaar heeft ZCA Monze laten zien dat zij de zaken professioneel aanpakken. In september 2020 zijn 69 studenten gestart en nu is er voor de instroom in september 2021 al een wachtlijst.” Maar die overdracht ging niet vanzelf. Ook het Zambiaanse bestuur moest akkoord gaan. En daarbij moesten alle papieren en agenda’s op tafel. En dat bleek niet altijd makkelijk. Maar nu is het dan zover. Een mijlpaal!
Bij de heuglijke happening op 22 april waren ZNBC, de nationale televisie en veel lokale pers aanwezig. Lees hier de speeches die Ton Korsten-Korenromp en Michael Katambo gaven op deze bijzondere dag.
Meer weten over het George Korsten Vocational Training College? Klik hier.
Weeshuizen komen meestal negatief in het nieuws. Geen wonder, want ieder kind verdient het om veilig op te groeien en ‘gewoon’ kind te kunnen zijn. Het liefst in een gezin. Alternatieve, familiegerichte zorg geldt internationaal als meest geschikt en kindvriendelijke manier om kinderen een thuis te bieden. Particuliere initiatieven (PI) zetten zich daar wereldwijd voor in. Daarover in gesprek gaan was de reden dat leden van Partin op 19 maart het webinar Zorg voor kwetsbare kinderen – hoe pak je dat aan? organiseerden. Het werd een interactief webinar boordevol voorbeelden dat de zorg voor kwetsbare kinderen ook anders kan.
In het onlangs verschenen rapport in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kwam de opmerking meermaals voorbij: Omwille van vrijwilligersreizen zouden weeshuizen onnodig in stand geworden gehouden. Terwijl bekend is dat zulke tehuizen voor (wees)kinderen negatieve gevolgen hebben. Een van de oorzaken dat weeshuizen blijven bestaan is de financiële ondersteuning vanuit het ‘globale westen’. De vraag is dan ook of hulporganisaties – hoe goed bedoeld ook – het fenomeen weeshuis in stand houden of bijdragen aan de oplossing. Bep van Sloten, gespecialiseerd in Family Based Child Care en bestuurslid van o.a. Stichting SOJA, pakte dit praktisch op: ‘Hoe vertaal ik wat ik lees van grote organisaties over weeshuizen naar onze kleine stichting en ons project in de woestijn van Namibië?’
Bep vertelde uitvoerig over de transitie van weeshuis naar gezinsgerichte zorg in Namibië. Deze transitie werd uiteindelijk een succes door de professionele aanpak van de lokale partner. Maar dat had wel wat voeten in aarde. Vooral het maatwerk, het betrekken van overheid en de omslag van denken vergde energie. Veel (pleeg)gezinnen bleken namelijk afhankelijk van de financiële bijdrage en door anderen genomen beslissingen en toonden weinig eigen initiatief. Door samenwerking met de lokale kinderbescherming, het richten op traumabegeleiding en sociaal emotionele ondersteuning en een ingebouwd monitoring en evaluatiesysteem konden de kinderen beter begeleid worden.
En om op de prangende vraag over oorzaak of oplossing terug te komen, concludeerde Bep: ‘Laten we zelf het heft in handen nemen en samenwerken – met elkaar in gesprek gaan, nu en via de initiatieven die er zijn’. Met dat in gedachte gingen de deelnemers aan de hand van vijf onderwerpen met elkaar in gesprek over de dilemma’s en geleerde lessen. Elk vanuit de eigen specifieke situatie. Zo werd er gesproken over de transitie van weeshuis naar gezinsgerichte zorg, de organisatie daarvan, gezinsgerichte zorg voor special needs kinderen, familieversterking en re-integratie. In elke groep werd de rol van het particulier initiatief (PI) als faciliterend en ondersteunend gezien. Soms kan aanwezigheid van een buitenlands PI deuren openen, maar de lokale partner blijft leidend. En betrek de overheid bij het project. Niet altijd gemakkelijk maar wel belangrijk. En omdat het de opvang van kwetsbare kinderen een complexe problematiek is, neem kleine stappen. Maar denk vooruit. Of zoals een van de deelnemers opmerkte: ‘Think big, act small’.
Een andere deelnemer verzuchtte: ‘Er is heel veel te doen, maar samenwerken maakt veel mogelijk.’ En dat blijkt. Al 30 PI ondertekenden de pledge Every Child a Family en onlangs werd het initiatief Family Power waarin 9 PI samenwerken gelanceerd. Al deze PI – en vele anderen – dragen bij aan oplossingen opdat meer kinderen een veilig thuis ervaren.
Particuliere initiatieven zijn actief op velerlei gebied en zoeken creatieve oplossingen om de hulpvraag aan te pakken. P.I.P. Foundation is zo’n organisatie. Deze stichting, actief in Kenia, ontwikkelde een pragmatische en kindvriendelijke methodiek voor hulpverleners die zowel preventief als curatief werken met kwetsbare kinderen en gezinnen met complexe psychosociale problemen. Daarbij gebruikmakend van duplo-poppetjes.
Om een goed beeld te krijgen wat er speelt in het leven kwetsbare kinderen is het van belang een goede manier te vinden om het kind zijn of haar levensverhaal te laten vertellen. Vaak zijn deze kinderen door hun traumatische voorgeschiedenis wantrouwend geworden naar de buitenwereld en gebruiken ze overlevingsmechanismes om niet herinnerd te worden aan hun verleden, door niet het ‘ware’ verhaal te vertellen, of de ‘ woorden’ er voor te hebben. P.I.P. Foundation heeft een Counselling Interview Methodiek ontwikkeld waar met behulp van een non-verbaal hulpmiddel, duplo-poppetjes, het kind in zeer korte tijd zijn complexe geschiedenis letterlijk en figuurlijk kan laten zien. Door het stellen van relationele vragen over de gezinsverhoudingen, communicatiepatronen, conflicten, hulpbronnen en de beïnvloeding van de systemen waaraan het kind gelieerd is komt de hulpverlener aan de ‘root causes’ van de problemen.
Samen met het kind stelt de hulpverlener een oplossingsgericht begeleidingsplan op voor het kind, het gezin en alle betrokken partijen, om het kind weer de veilige, zekere plek terug te geven waar hij/zij kan opgroeien zonder de ballast van zijn verleden, en zich kan richten op een betere toekomst.
P.I.P. (Puppet Interview Progamme) heeft een handboek en trainingsgids geschreven voor ervaren hulpverleners die werken vanuit een systemische contextuele visie met het kind als uitgangspunt. Het handboek geeft de uitleg van de theoretische concepten waarop de methodiek is opgebouwd. gezinsverhoudingen, communicatiepatronen, conflicten, hulpbronnen en overlevingsstrategieën. De trainingsgids geeft de praktische handvaten voor de hulpverlener per module om zelfstandig de training aan collega’s te geven.
Het handboek en de trainingsgids zijn hier te downloaden.
“Als je een vak geleerd hebt, ben je iemand.” Met die stelling startte Jan Vervoort het webinar Hoe kun je beroepsonderwijs vormgeven? dat Partin op 16 februari organiseerde. De 33 deelnemers stelden elkaar vragen, deelden hun ervaringen en gaven tips. Beroepsonderwijs is vaak ‘the missing link’ is in het onderwijssysteem in landen in het globale zuiden en het zijn juist de Particuliere Initiatieven die beroepsonderwijs propageren, want ‘niet iedereen kan na de middelbare school naar de universiteit’ en ‘technische beroepen verdienen meer waardering’.
In landen in het globale zuiden zijn goede vakopleidingen op de vingers van een hand te tellen. En hoewel SDG 4 streeft naar gelijke toegang tot betaalbaar en kwaliteitsvol onderwijs waaronder technisch onderwijs is beroepsonderwijs voor politici en beleidsmakers geen of nauwelijks een aandachtsveld. Ook binnen de internationale samenwerking lijkt het een vergeten thema. Sommige Particuliere Initiatieven (PI) vullen die leegte en ondersteunen allerlei vormen van beroepsonderwijs.
Dat juist PI beroepsonderwijs propageren en opzetten is niet verwonderlijk. Onderwijs wordt gezien als een belangrijk onderwerp voor ontwikkeling. Zo begeleidt Yayasan Setetes Embun een kleuterschool in Indonesië, maar zag dat beroepsonderwijs nauwelijks aangeboden wordt. Daar wil de stichting iets aan doen. Want niet iedereen wil of kan na de middelbare school naar de universiteit, maar andere mogelijkheden voor een vervolgopleiding zijn er niet. En zonder vakmensen en dus vakonderwijs kan geen enkel land. Het zijn tenslotte de makers van morgen.
Vakmensen
Jan Vervoort (Hakuna Matata) lanceerde de stelling “Als je een vak geleerd hebt, ben je iemand, want dat geeft een goed gevoel van eigen waarde, je kunt je eigen leven inrichten, je eigen bedrijf beginnen en geld verdienen.” Na de inleiding door deze gepensioneerde leerkracht werd in groepen dieper ingegaan op de do’s and don’ts van het opzetten van vakscholen, studiebeurzen en samenwerking met lokale partners en overheden. De rode draad door de verschillende gesprekken is samen te vatten in 3 uitgangspunten: (her)kennen van behoefte aan vakkennis en de kansen op de arbeidsmarkt, het creëren van draagvlak onder de plaatselijke bevolking en lokaal eigenaarschap door zowel partnerorganisatie als overheidsinstanties.
Skills for life
Onder de deelnemers waren PI die al langer dan 10 jaar vakscholen runden, andere die net begonnen en sommige die dat van plan waren. In alle gevallen was de kwaliteit en de aansluiting op de plaatselijke behoefte belangrijk. Wat is de niche in de arbeidsmarkt en hoe kunnen de gediplomeerde vaklui kwaliteit leveren die onderscheidend is. Het curriculum moet daarop aansluiten. Een uitdaging op zich waar de vaak kleinschalige projecten niet voor terugdeinzen.
Naast technische vakken worden ook andere vakken aangeboden, zoals economie, boekhouding en bedrijfsmanagement. In sommige gevallen worden rollen doorbroken en nemen zogenaamde skills for life een prominente plaats in. Hierdoor wordt het zelfvertrouwen vergroot en krijgen de jongeren de keuze om verder te studeren, te werken of zelf een bedrijf te beginnen. Een erkend diploma geeft die meerwaarde. En naderhand de leerlingen blijven volgen. Dat is impact meten pur sang.
Learning and earning
Van de bouw van een school tot salarissen, van schoolgeld tot studiebeurzen, het kost allemaal geld. Wie financiert wat? Het vergt soms veel tijd om de overheid te overtuigen dat zij verantwoordelijk zijn voor het betalen van de lerarensalarissen. Maar ook de ouders en hun kinderen zelf moeten bijdragen. Het ‘gimme-gimme-handje’ zoals een van de deelnemers het noemde, hoeft niet altijd gevuld te worden. Zo wil de stichting Support 4 Ghanese Kids jongeren ondersteunen met studieleningen. Dat daar haken en ogen aan zitten maakt het een echte uitdaging, want die pot (waaruit die leningen komen) moet gevuld worden. Het liefst door lokale inleg. Omdat het vaak praktisch onderwijs is, is het een beproefde methode om de opbrengst van de verkoop van gemaakte producten of geleverde diensten van de leerlingen te investeren in de school. Een voorbeeld van learning and earning.
Zelfstandig
Uiteindelijk zal de lokale partner de vakschool overnemen, zoals de Lycée Technique à Boulsa in Burkina Faso. Deze technische school met meer dan 500 leerlingen, die de opleiding Elektrotechniek, Bouwkunde of Metaalbewerking volgen, wordt al sinds 2005 door de lokale staf zelfstandig geleid. Een mooi voorbeeld van Stichting Hakuna Matata.
Tot slot vatte Jan Vervoort de dynamiek van de gesprekken samen. “Het is een aarzelend begin geweest. Het moest even loskomen.” Maar voegt hij toe: “Ik had niet verwacht dat we met zoveel mensen zouden zijn. Het is heel fijn dat Partin het mogelijk maakt om elkaar op deze manier te ontmoeten.”
Tekst: Yvonne van Driel Foto: Hakuna Matata (Burkina Faso)
Dit was een eerste Partinwebinar. De volgende webinar heeft als thema Gezinsgerichte zorg. Binnenkort meer informatie op deze site hierover.
Kan je met een eigen hulporganisatie een groot verschil maken? Die vraag fascineert onderzoeker Sara Kinsbergen (Radboud Universiteit). Lisa Develtere van Sociaal.Net sprak met haar over hulpacties door burgers, hun motivatie, het potentieel en de risico’s. Wij mochten dit interview van Sociaal.Net integraal overnemen. Daarvoor zijn we erg dankbaar. Want alles wat Kinsbergen in dit interview zegt, is het delen waard.
BURGERS VOOR BURGERS
Na haar bachelor ‘Maatschappelijk Werk’ aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen, trok Sara Kinsbergen naar Nijmegen in Nederland om zich aan de Radboud Universiteit toe te leggen op International Development Studies. Zelfs met haar masterdiploma twijfelde ze of ze wel kundig genoeg was om aan de slag te gaan in ontwikkelingssamenwerking.
Tegelijk zag ze na de Tsunami in Zuidoost-Azië (2004) enorm veel gewone burgers in actie schieten. “Vol lef, zelfvertrouwen en bevlogenheid begaven ze zich op het terrein van ontwikkelingssamenwerking”, herinnert ze zich. “Ik vroeg me af waarom ze dit deden en hoe.”
Die eenvoudige vragen drijven vandaag nog steeds haar onderzoek naar wat in Nederland ‘particuliere initiatieven’ en in Vlaanderen ‘vierdepijlerorganisaties’ heet. In sociaalwerkjargon heten dit burgerinitiatieven.
Kinsbergen, die intussen programmadirecteur is van de Advanced Master in International Development, deelde tijdens de eerste golf van de coronapandemie tips voor burgers die dicht bij huis een hulpactie wilden opzetten. Hoe zorg je dat je geïnvesteerde tijd en geld zo goed mogelijk rendeert?
Burgers die een school oplappen in Marokko of een waterput bouwen in India lijken misschien op het eerste zicht veraf te staan van mensen die in eigen land voedselpakketten bedelen. Toch ziet Kinsbergen duidelijke parallellen. Die gelijkenissen zitten zowel in de groep die in actie schiet, de triggers als hun motivatie. Maar ook de valkuilen zijn gelijkaardig.
Wat is het profiel van de burger die een hulpinitiatief start?
“De grote groep is 55-plus, hoger opgeleid en heeft een gemiddeld tot bovengemiddeld inkomen. Het zijn over het algemeen gezonde mensen die tijd en geld tot hun beschikking hebben. Het is zeker geen eliteclub, het gaat om hele gewone mensen. Ze hadden evengoed een wandelclub kunnen starten, maar besloten in plaats daarvan om zich in te zetten voor een betere wereld.”
Wat triggert mensen om de stap te zetten?
“Weinig mensen zoeken het bewust op. Er speelt meestal toeval. De trigger is vaak een persoonlijke ontmoeting. Mensen zijn op reis, zien of horen iets en denken: ‘Dit kan niet, ik moet in actie komen.’ Veel mensen kunnen zich dat moment nog heel precies herinneren.”
“Maria wilde bijvoorbeeld al heel lang een verre reis maken, maar haar man Jos wilde dat niet. Nu ze 45 jaar getrouwd zijn, is het nu of nooit. De bestemming wordt Tanzania, want ze spreken er Engels, het is er warm en er was een aanbieding bij het reisbureau. Eenmaal in Tanzania neemt een taxichauffeur hen mee naar een school. Ze schrikken van de slechte staat van het gebouw. ‘We moeten iets doen.’ Eens thuis vragen ze aan familie en vrienden, in plaats van een cadeau voor hun jubileum, geld voor de school.”
De meeste mensen hebben dus geen diploma van ontwikkelingsstudies?
Foto: Lejofonds (Oeganda)
“Zeker niet. Meestal zijn het wel ondernemende mensen. Ze zijn innovatief en weten van aanpakken, soms hebben ze een eigen bedrijf. Vaak waren ze al actief in de eigen stad of wijk, maar ze waren niet per se bezig met internationale solidariteit.”
“Ik ken een eigenaar van een supermarkt die een stichting oprichtte. ‘Had je me tien jaar geleden verteld dat ik iets ging doen met ontwikkelingssamenwerking, ik had je voor gek verklaard’, zei hij me onlangs. Maar zijn supermarkt won een wedstrijd van een theemerk voor de mooiste winkelinrichting. De prijs? Een reis naar Kenia.”
“Tijdens de reis bezochten ze een weeshuis. Ze krijgen een rondleiding, delen wat snoep uit. ‘Zag je die douches?’, zeggen ze tegen elkaar. ‘Dat kan toch niet.’ Dus beginnen ze in de supermarkt geld in te zamelen om de douches te renoveren.”
Wat maakt dat het niet bij een wild idee blijft dat verwatert eens ze terug thuis zijn?
“De mensen zitten in een hulproes. Ze komen thuis, delen hun verontwaardiging en hun plan om te helpen met familie en vrienden. Ze zijn zo gepassioneerd dat de omgeving reageert, vaak met geld.”
“Binnen de kortste keren hebben ze veel geld ingezameld. Genoeg om bijvoorbeeld die douches te renoveren. De renovatie verloopt vlot. Vervolgens merken ze een andere nood op. ‘De kinderen hadden niets om mee te spelen. Kom, we bouwen een speeltuin.’ En ze zijn weer vertrokken. De eerste succeservaring maakt dat het project doorgaat en de hulproes zich voortzet.”
Het blijft dus vaak niet bij een eenmalige hulpactie?
“De eenmalige acties zijn moeilijker op te sporen, dus ik kan niet inschatten hoe vaak het bij één actie blijft. Wel zie ik dat veel projecten snel formaliseren. De reden is praktisch: er komt zodanig veel geld op een privérekening binnen dat mensen er ongemakkelijk van worden. In Nederland starten mensen daarom een stichting, in België een vzw.”
“Vanaf dan wordt het serieus. Je moet je doel vastleggen, een bestuur samenstellen, er komen meer mensen bij. Plots zijn Jos en Maria ontwikkelingswerkers. Organisaties die formaliseren, blijven lang bestaan. We volgden 260 Nederlandse organisaties van 2008 tot 2017. 80 procent bleef bestaan. En zij die in die periode stopten, waren gemiddeld zestien jaar actief.”
Wat motiveert mensen om te blijven doorgaan?
“Als we vragen om in eigen woorden de motivatie te omschrijven, steken ‘solidariteit’ en ‘een bijdrage leveren aan een betere wereld’ er boven uit. Op de derde plaats geven mensen aan dat hun geloofsovertuiging ze motiveert. Meer onderliggende drijfveren zijn de persoonlijke relaties die ze opbouwden. Ze voelen een enorme verantwoordelijkheid om die mensen die ze hebben ontmoet te ondersteunen.”
“Het is veel meer dan louter een hobby. Voor sommige mensen wordt het na verloop van tijd een invulling van hun identiteit, ook al begon het niet zo. En die verwevenheid met hun identiteit maakt stoppen moeilijk.”
Burgerinitiatieven kennen een sterke opmars. Is het een trend?
“Zowel dicht bij huis, als veraf groeit de solidariteit. Je kan echt niet zeggen dat de samenleving louter verhardt. Er is een bredere trend van doe-het-zelvers. Er is ook sprake van een overheid die op verschillende terreinen een groter beroep doet op de burger: de participatiemaatschappij. Dat zien we onder andere terug in de vermaatschappelijking van de zorg.”
“Tegelijk stijgt met de vergrijzing het aandeel ouderen in de bevolking. En we weten dat oudere mensen vaak meer tijd hebben. De kinderen zijn het huis uit, mensen zijn met pensioen. Zij zoeken naar manieren om hun vrije tijd in te vullen. Maar pas op, niet enkel babyboomers steken hun tijd in dit soort projecten. Dat viel erg op tijdens de coronacrisis: plots kwamen allemaal mensen in actie, ook heel veel jonge mensen.”
Er was op veel plaatsen een golf van solidariteit.
Foto: Sosurwo Fonds (Rotterdam)
“Ik zag gelijkaardige dingen gebeuren als ik in mijn onderzoek tegenkom. Mensen schieten in actie nadat ze een soort van shock ervaren. Waar je normaal ver weg moet gaan om zo’n shockervaring te hebben, gebeurt het nu hier. We zagen plots mensen met problemen in onze eigen omgeving. Interessant is dat die problemen er vaak al langer waren, maar we er eerder minder oog voor hadden.”
“Mensen gingen honden uitlaten, boodschappen doen voor de buurman, gaven stoepconcerten voor ouderen die niet meer buiten mochten. Ons veilige leventje werd verstoord en we willen iets doen, helpen. ”
Je deelde online enkele tips zodat deze acties een zo goed mogelijk effect zouden hebben. Waar loopt het vaak mis?
“De grote valkuil begint bij die hulproes. Je ziet een probleem, maar dat is vaak je interpretatie van een situatie. We zien een buurvrouw elke dag alleen aan haar raam zitten en denken dat ze eenzaam is. We willen dat probleem oplossen en liefst zo snel mogelijk. Maar dat is gevaarlijk, want je slaat cruciale stappen over.”
“Je neemt geen tijd om te kijken wie er nog helpt. Je gaat niet in gesprek. Is je buurvrouw wel echt eenzaam? Wie weet belt ze de hele dag met vriendinnen. Of vindt ze het heerlijk om daar te zitten. En ervaart wie je wil helpen jouw hulp ook als een oplossing?”
Is dat zo’n groot probleem?
“Het probleem is dat je denkt en spreekt voor andere mensen. Je ontneemt iemand zijn stem. Dat is op zich al heel kwalijk, maar je kan ook kwaad berokkenen met je interventie.”
Je kijkt dus best eerst de kat uit de boom?
“Het best van al doe je eerst niks. Neem tijd om te luisteren en vragen te stellen. Laat je eigen ideeën los, laat je verrassen. Laat mensen uitdrukken waar hun noden liggen, of juist dat ze misschien geen noden hebben.”
“Dat klinkt vanzelfsprekend, maar mensen vinden dat heel moeilijk eens ze in die hulproes zitten. Het is gemakkelijk om iets te doen. Het geeft je een goed gevoel. Maar je gaat aan zo veel dingen voorbij. Soms vergt het meer lef om niet te helpen dan wel te helpen. Want dat gaat in tegen onze natuur.”
“Indien je vaststelt dat er toch een acute nood is, is de vervolgvraag: hoe ga ik de hulp handen en voeten geven? Ga je in je eentje helpen? Wat is je rol? Geef je geld of ook advies? Zet je op de korte termijn in of werk je toe naar langetermijnoplossingen? De codewoorden zijn ook hier: tijd, afstand, geduld en bescheidenheid.”
Foto: Kaalo Nederland (Somalië)
Heel wat verenigingen voor mensen met een migratie-achtergrond zetten ook projecten op in hun thuisland. Pakken zij het beter aan?
“Ze hebben een aantal voordelen, zoals meer kennis over de taal, cultuur en context. Ze kunnen dus interventies opzetten die beter aansluiten bij wat er nodig is. Tegelijk botsen ze op andere moeilijkheden. Zo voelen ze meer druk omdat er veel van hen verwacht wordt, bijvoorbeeld van hun dorp of familie. Of ze vluchtten om politieke redenen. Het kan voor hen moeilijker zijn om een neutrale rol te spelen en te doen wat zij zelf het beste achten.”
Bij vierdepijlerorganisaties en burgerinitiatieven zie je wel eens paternalisme en koloniale denkbeelden opduiken. Wat dan?
“Het is een cliché dat ze daar allemaal vatbaarder voor zijn, toch moeten we waakzaam zijn. Ik ben soms verbaasd en bezorgd over het taalgebruik. Zelfs mensen die al heel lang actief zijn, drukken zich toch in generieke termen uit over andere mensen.”
“Bepaalde vormen van hulp houden neokoloniale ideeën in stand. Generaties kinderen worden grootgebracht met het idee dat als er een probleem is, je geluk moet hebben dat er een witte man passeert uit een ver land. En dat is zorgelijk. Het zorgt voor een cultuur van nederigheid en afhankelijkheid. Waar we vervolgens van alles van gaan vinden, terwijl we het eigenlijk zelf gecreëerd hebben.”
“Bovendien hebben veel initiatieven het moeilijk om hun lokale partnerorganisatie in zijn rol te erkennen. Ze hebben de neiging om er erg bovenop te zitten. Ze leggen hun eigen ideeën op over hoe je een project opzet, een organisatie leidt, verslag uitbrengt.”
Dat gaat over macht.
“Zeker. Het risico bestaat dat wie betaalt, bepaalt. Veel organisaties zijn zich daar bewust van en gaan er heel omzichtig mee om, maar in de praktijk spelen veel particuliere initiatieven een sterke rol in de besluitvorming. Ze vinden het moeilijk om afstand te nemen.”
“Wat natuurlijk meespeelt, is dat ze het heel goed willen doen. Ze krijgen geld van bekenden en willen dat het goed besteed wordt. Anders moeten ze aan nonkel Jan uitleggen dat het geld dat ze hebben ingezameld verdwenen is.”
“Vaak vinden mensen ook dat er tegenover al die energie die ze in het in het project steken, iets moet staan. Ik noem het de fun-factor: direct aanwezig zijn, lintjes knippen, lachende kinderen zien. Dus als ik vraag om een bescheiden rol op de achtergrond in te nemen, vraag ik veel. Het zou goed zijn, daar ben ik zeker van, maar ik weet door mijn onderzoek dat ik misschien het onmogelijke vraag en de aanwezige energie kapotmaak.”
Burgerinitiatieven kijken vaak kritisch naar de gevestigde hulpkanalen. Ze vinden ze traag en log.
Foto: Adamfo Ghana (Ghana)
“Het gevaar dat professionele organisaties log worden en ver afdwalen van hun hart is reëel. Terwijl burgerinitiatieven een luid bonkend hart hebben en heel dynamisch zijn. Als ik kleine initiatieven oproep om te temporiseren, bedoel ik niet dat ze moeten worden zoals die grote organisaties. Het is zoeken naar een gulden middenweg. Dat hart gebruiken als motor, maar niet als verblindende factor.”
“Want potentieel kunnen burgerinitiatieven een grote impact hebben. Ze hebben door hun bevlogenheid toegang tot veel hulpbronnen: geld, kennis, tijd van mensen. Als je die hulpbronnen juist inzet, kan je duurzame verandering brengen.”
Moeten professionals en burgerinitiatieven meer samenwerken?
“Ik hoor vaak van burgerinitiatieven dat ze probeerden samenwerken met grote organisaties en dat een frustrerende en zelfs kleinerende ervaring was. Dat is heel erg. Het gevolg is dat ze naast elkaar werken. De particulieren doen aan directe armoedebestrijding en zeggen: ‘Laat hen maar de grote structuren aanpakken.’ Maar zo werkt het niet. Beide zijn nodig, maar enkel als je echt samenwerkt is de som van één plus één drie.”
“Als je samenwerkt, kan je inhaken op elkaars strategie, elkaar versterken. Marc deelt bijvoorbeeld voedselpakketten uit, maar een grote organisatie probeert samen met de overheid het gebied meer zelfvoorzienend te maken. Die voedselpakketten doorkruisen die strategie. Maar ze zouden bijvoorbeeld wel kunnen helpen als ze enkel in het droogseizoen worden ingezet. Om tot synergie te komen moet je elkaar wel kennen, herkennen en respecteren.”
En daar loopt het vooralsnog mis?
“Vaak wel. Burgerinitiatieven worden vaak weggezet als amateuristisch omdat ze niet de taal spreken van professionals. Ze hebben geen kantoor, doen niet aan impactmeting en hebben stomme namen zoals ‘Waterputten voor Kenia’. Ze worden bij voorbaat gedevalueerd tot gepruts in de marge.”
“Ik zie hetzelfde gebeuren in het sociaal werk: de professionals kijken vaak neer op vrijwillige initiatieven. Die voedselpakketten of die soepkeuken vinden we geen echte hulpverlening. We vinden het zelfs verstorend. Als omgekeerd ook burgers in clichés blijven denken, zoals: ‘Bah, die bureaucratie.’ Of ‘Het geld blijft plakken’, dan gaan ze nooit de liefde met elkaar bedrijven.”
“Nochtans moeten we die solidariteitsbeweging omarmen. Geef hen erkenning. Sla bruggen. Tussen groot en klein, tussen burgers en professionals en ook tussen sociaal werk en internationale solidariteit. De uitdagingen waar de wereld voor staat zijn enorm. We kunnen ze alleen het hoofd bieden als we allemaal samenwerken.”
In oktober vond de Wilde Ganzen-Partinmaand plaats, voor het eerst online vanwege de huidige maatregelen rondom de coronacrisis. De goede samenwerking tussen Partin en Wilde Ganzen maakte het mogelijk om achttien webinars te houden, verspreid over de hele maand. Meerdere Particuliere Ontwikkelingsinitiatieven (POI’s) en organisaties kwamen aan het woord over sociale, financiële, politieke en duurzame zaken. Voor vrijwilliger Elisa Haaijman werd het een maand vol nieuwe inzichten, schrijft ze op de site van Wilde Ganzen.
Veel onbekende termen vlogen mij om de oren, vandaar dat een online webinar ook zeker z’n voordelen heeft, want zo kon ik ongestoord de betekenissen van bepaalde termen googelen. Voordat de Wilde Ganzen-Partinmaand van start ging had ik een keuze gemaakt welke webinars ik graag wilde bijwonen. Uiteindelijk zijn deze het geworden: Najib Amhali Foundation, Henk Meulink over de toepassing van zonnepanelen, vergroening in een veranderend klimaat, de Sri Lanka tafel en tenslotte FairTrade en FairWear.
Een gepassioneerde Najib
De Wilde Ganzen-Partinmaand werd afgetrapt door niemand minder dan Najib Amhali, die vertelde over zijn eigen stichting. Ik vond zijn verhaal verrassend, want ik was nog niet bekend met zijn foundation. Amhali vertelde zich vooral te richten op kinderen die hulp nodig hebben op het gebied van zien, spreken en horen. De voornaamste reden hiervoor is dat de gezondheidszorg in Marokko ontoegankelijk is voor mensen die dat niet zelf kunnen betalen. Wat mij aansprak tijdens dit webinar is dat Amhali zichtbaar gepassioneerd is om zichzelf actief in te zetten voor kinderen. Het inspireerde mij om naar mijn eigen situatie te kijken en te reflecteren hoe ik op een positieve manier iets kan bijdragen aan de maatschappij.
Verder besloot ik minimaal één webinar te kiezen waar ik weinig kennis van heb. Dit deed ik door me in een geheel nieuw onderwerp te verdiepen, in dit geval de presentatie van Henk Meulink. Hij hield een verhaal over de toepassing van zonnepanelen. Mijn kennis daarover is zeer beknopt, echter vind ik het een fantastische uitvinding. Doordat Henk vanuit zijn eigen ervaring sprak en werkelijke situaties benoemde, leerde ik hoe zonne-energie ten goede kan worden gebruikt.
Meer geleerd over duurzaamheid
Sinds dit jaar ben ik mij steeds meer gaan verdiepen in duurzaamheid, onder andere door mijn studie ‘Global Project and Change Managent’. Ik vind het daarom ook steeds essentiëler om mezelf te onderwijzen over duurzaamheid. Het webinar ‘vergroening in een veranderend klimaat’ was voor mij een goede mogelijkheid om meer kennis over dit onderwerp op te doen. Tijdens deze presentatie werd behandeld hoe er door vergroening en door water vast te houden kan worden bijgedragen aan een positieve manier om voedselzekerheid te verbeteren.
In maart 2019 ben ik zelf naar Sri Lanka geweest, daarom wilde ik graag het webinar bijwonen over de Sri Lanka tafel. Het sprak mij enorm aan. Tijdens deze bijeenkomst werd besproken hoe de huidige coronasituatie invloed heeft op het land en wat de gevolgen van dit virus zijn, bijvoorbeeld de extreme gevolgen voor de economie van Sri Lanka. Verder werd er achtergrondinformatie gedeeld over de maatschappelijke verhoudingen en over de aanslag in april van vorig jaar.
Het is niets nieuws als ik zeg dat wij allemaal in een consumptiemaatschappij leven, waarin het heel normaal is om mee te doen met de huidige trend, oftewel fast fashion. Vandaar dat het webinar Fairtrade en Fairware mij interessant leek om bij te wonen en zo meer kennis op te doen hierover. Het gaf mij ook nieuw inzicht in het kopen van kleding, oftewel dat het belangrijk is om je bewust te zijn over wat voor kleding je koopt of wat je juist niet zou moeten kopen.
De webinars terugkijken?
Tot slot: ik vond het een zeer leerzame maand waarin ik nieuwe gezichten en nieuwe organisaties heb mogen leren kennen. Het is toch wel heel anders om alles online te volgen, echter denk ik dat het een mooie mogelijkheid was om alsnog de Wilde Ganzen-Partinmaand door te laten gaan. Voor de geïnteresseerden die nog webinars willen terugkijken: je kunt ze hier allemaal vinden.
“Mijn ervaring met Partin, in het kader van het Wilde Ganzen Klein project, is zeer positief! De ‘step-by-step’ aanpak, via skype-sessies het projectplan uitwerken, is professioneel en doelgericht. De jarenlange ervaring en deskundigheid van de begeleiders zorgen er voor dat de documenten op het einde van de rit voldoen aan de nodige vereisten voor de projectaanvraag.”
Deze mooie woorden komen van Anne-Mie Misplon van KinkeliBa vzw. Anne-Mie nam, samen met vertegenwoordigers van 4 andere Particuliere Ontwikkelingsinitiatieven (POI), deel aan de eerste ronde van Wilde Ganzen Klein. Wilde Ganzen Klein is een gezamenlijk initiatief van Wilde Ganzen en Partin om meer POI de kans te bieden op ondersteuning van hun projecten. Partin begeleidt deze POI bij het formuleren van de projectaanvraag. Dit gebeurt middels een reeks skype-sessies waaraan 5 a 6 verschillende POI meedoen.
“De uitwisseling, tijdens de skype-sessies doet je aan zaken denken waar je zelf aan voorbij gaat en de frisse blik van anderen geven je interessante feedback. Door deze manier van werken ga je naar de essentie en creëer je duidelijkheid in je project voor jezelf, voor de andere POI’s en voor derden.”
Ook Johan Gelauf van Elimu Holland is te spreken over de aanpak. “De procedure verliep vrij soepel via een onlineverbinding. Er waren vier sessies en onder leiding van een medewerker van Partin gingen we met een groep van vijf aanvragers wekelijks met elkaar in gesprek gingen over de aanvraag zelf, de overeenkomst, de financiën en de procedure. Na vier weken konden we de aanvraag indienen.”
Hij voegt toe: “Deze wijze van werken kost relatief weinig tijd en je merkt al snel of de aanvraag al dan niet succesvol kan zijn, vooral omdat de medewerkers van Partin veel ervaring hebben met deze aanvragen en je daarmee adequaat kunnen helpen.” Alfred Atta, voorzitter van Stichting Ghana Over de IJssel, is het hiermee eens en spreekt van ‘een ideale kans voor kleinere organisaties’.
Tot slot, zijn de deelnemers erg tevreden over de uitkomst: Wanneer het projectplan door Wilde Ganzen wordt goedgekeurd, vermeerdert de organisatie het door de POI geworven bedrag met 100%. “Na vier weken kregen we al het bericht dat de aanvraag was goedgekeurd, zodat de projectuitvoering in gang kon worden gezet. Hulde aan het team dat ons heeft geholpen, snel en effectief!”
Wilde Ganzen Klein gaat de komende maanden door. POI die nog niet eerder met Wilde Ganzen hebben samengewerkt en financiering zoeken voor een project tot € 6000,-, zijn van harte welkom om contact op te nemen.
In 2019 besloot Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) tot een onderzoek naar de aard en omvang van vrijwilligerstoerisme vanuit Nederland. Naar verwachting worden binnenkort de eindresultaten bekend gemaakt. Partin was aanwezig bij het Ronde Tafel Gesprek in mei waarin de voorlopige resultaten werden gepresenteerd. Hierin wordt o.a. geconcludeerd dat particuliere initiatieven (PI) het overgrote deel van deze reizen voor haar rekening neemt en daarmee het fenomeen weeshuizen in stand zou houden. Yvonne van Driel interviewde een aantal PI en ontdekte dat dat beeld nuance behoeft. Vorige week sprak ze met Marnix Huis in ’t Veld, die vanuit Kenia vertelt over het werk van Macheo Children’s Organization.
“Goed doen is niet zo moeilijk hier. Maar hoe zorg je ervoor dat je zoveel mogelijk goed doet en hoe blijft dat effect hebben. En hoe weet je dat dan? Dat is wat ons constant bezig houdt. We evalueren regelmatig de zogenaamde Macheo-Methode. En daarvoor nodigen we professionals uit die dat vrijwillig willen doen.” Dat zegt Marnix Huis in ’t Veld. Hij woont en werkt als managing director bij Macheo Children’s Organization al 15 jaar in Kenia. En hij voegt snel toe: “Macheo heeft geen financieel belang bij vrijwilligers en vrijwilligers werken nooit direct met kinderen. Het zijn professionals, we vragen een VOG* en zijn minstens 25 jaar oud.”
Doel van Macheo is om zoveel mogelijk kinderen te laten opgroeien in een veilig, liefhebbend en stimulerend gezin, met gezonde voeding en onderwijs. Met maatschappelijk werkers wordt gekeken naar de juiste oplossing en wordt er alles aan gedaan om de kinderen zo snel mogelijk onder te brengen in (gast)gezinnen. Voordat die oplossing gevonden kan worden is tijdelijke opvang mogelijk in een baby- of kinderhuis. En dat is soms nodig. “Helaas worden nog regelmatig baby’s te vondeling gelegd. En het alternatief voor kinderen in moeilijkheden is vaak een politiecel. Dan is de keus snel gemaakt”, zegt Marnix. “Wij bieden een veilige opvanglocatie en onderzoeken direct de mogelijkheden die het beste voor het kind zijn. We kijken naar het totaal plaatje. Het zijn vaak complexe problemen. We bekijken bij het gezin wat de behoefte is. Armoede verminderen alleen is niet de oplossing. Het huis moet ook veilig zijn en de kinderen moeten liefdevol opgevangen kunnen worden. Er komt dus meer bij kijken dan alleen geld. Het gaat om gedrag.”
Ook zet Macheo sterk in op preventie. Waar mogelijk wordt samengewerkt met lokale hulpinstanties. “In Kenia is een en ander goed bij wet geregeld. Helaas is handhaving vaak afhankelijk van degene die op die post zit. Gelukkig hebben we nu iemand die echt meedenkt en hart voor de zaak heeft.” Al meer dan 20.000 kinderen kregen door deze nauwe samenwerking een eerlijkere start in het leven.
Marnix benadrukt nogmaals dat het van belang is dat het programma telkens wordt gemonitord. Want hoe zet je het meest effectief de schaarse middelen in om zoveel mogelijk te bereiken. Vrijwilligers dragen daaraan hun steentje bij op organisatorisch gebied of door middel van inbreng van specifieke vakkennis. Ze ondersteunen het Keniaanse personeel en Marnix. De vrijwilligers hebben nooit een directe werkrelatie met de kinderen. “Vrijwilligers stoppen bij ons echt geen kinderen in bed,” verduidelijkt Marnix. “Het belang van de kinderen staat altijd voorop.”
Wilma Kok woont en werkt sinds 2018 in Oeganda. Over haar dagelijkse belevenissen, nu ook in coronatijd, schrijft Kok regelmatig een blog. Dit keer een verhaal over het inventief aangaan van technische problemen.
Inventief Uganda Nee! De deur van de oven gaat niet meer dicht. Het is uit het lood. Mijn oven kan ik nu niet meer gebruiken. Wat nu? Een vriend hoort het. ‘Mag ik ernaar kijken?’ ‘Dat mag. Denk je dat je het kunt repareren? (Ik weet hij dat verstand heeft van elektronica.) Oh, ja, ik heb geen enkel stuk gereedschap.’
Op een ochtend komt hij eraan met een tas met gereedschap. Ik laat hem zien wat er aan de hand is. Hij kijkt en observeert. Samen halen we de deur eruit. Want ondertussen had ik al op internet gekeken hoe dat moest. Hij bestudeert hoe het werkt. Hij haalt elke deel onderdeel helemaal uit elkaar. Ik ga naar de woonkamer. Ik weet het niet. Ik ga maar niet op zijn vingers kijken.
Het zal toch niet zo zijn dat ik na twee jaar een nieuw gasstel met oven moet kopen omdat de deur uit het lood is. Tja, garantie hier, of een onderdelenshop of een plek waar je een nieuwe deur kunt krijgen en dat tijdens de lockdown. In Nederland gewoon, maar nu ben ik in Uganda. En het gaat hier anders.
Na een tijdje komt de vriend: ’Wilma, ik heb gevonden wat er aan de hand is.’ Hij laat mij twee identieke onderdelen zien met een opening erin. Er is duidelijk verschil te zien. Het ene gat is te ver uitgehold. Dat maakt dat de deur scheef gaat. ‘Ik heb een vriend in Jinja gebeld om op zoek te gaan naar het onderdeel.’ Na een aantal uur is er nog geen positief signaal vanuit Jinja. Onderdeel niet gevonden.
‘Als ik nu iets kan vinden om dat gat weer op juiste grootte en hoogte te maken.’ Ja, dat klinkt als een goede oplossing. Maar hoe doe je dat? ‘Laat me even denken.’ Hij gaat weer naar de keuken.
Gelukkig, denk ik, het probleem is gevonden. Dat is stap 1. Maar bij de oplossing word ik onrustig. Is dit wel te repareren? Ik begin ondertussen uit te rekenen wat een nieuw gasstel kost.
De vriend komt weer naar me toe: ‘Wilma, mag ik een stukje ijzer uit je oven halen om daar het onderdeel van na te maken?’ Ik schiet meteen van 0 naar 100: ‘Iets uit mijn oven halen? Dat onderdeel namaken?! Mijn oven moet wel de warmte kunnen vasthouden. Waar wil je dat…?’ ‘Kom maar, ik zal het je laten zien.’
Ik geef toestemming om het te doen. Als dit werkt, kan ik mijn oven blijven gebruiken. Niet onbelangrijk omdat ik mijn eigen brood bak. Als het niet werkt, tja, dan moet ik aan een andere, duurdere oplossing.
Na een tijd hoor ik: ’Finished!’ Nieuwsgierig kom ik de keuken binnen. De deur zit weer helemaal in het lood. Hij opent zo soepeltjes als nooit te voren. Hij laat zien hoe het eruit ziet. Fantastisch! Ik ben onder de indruk. Waarom zit er eigenlijk zoveel ijzer in een oven dat je helemaal niet nodig hebt?
Deze vriend: ik ben hem zo dankbaar, de eerste boterkoek die ik maak is voor hem. En ik ben heel zuinig op hem.
Foto: Wilma Kok
Wilma Kok (Narande) is gezins- en opvoedcoach in Oeganda. Door middel van Video Interactie Training brengt Wilma de communicatie tussen opvoeders en kinderen in beeld. Deze beelden worden teruggekeken en besproken met de volwassenen. Daarnaast geeft Wilma voorlichting over communicatie, conflicthantering, identiteit, ontwikkeling van kinderen, zwangerschap en geboorte en coacht opvoeders. Zij werkt samen met o.a. Partinlid Mama and Me Uganda.
Kleinegoededoelen.nl geeft naast verhalen van particuliere initiatieven ook regelmatig ruimte aan gastbloggers. Heeft u ook een mooi verslag of blog van uw verblijf in een projectland of werkbezoek aan uw partnerorganisatie en wilt u dat delen, schrijf dan naar redactie@partin.nl. De redactie behoudt zich het recht bijdrages te weigeren dan wel te redigeren of in te korten.