Skip to content

TOOLKIT
—————
EXITSTRATEGIE

Voor kleine stichtingen met projecten in ontwikkelingslanden

OVER DE SAMENSTELLER VAN DEZE TOOLKIT:
Martje Nooij (1952) rondde in 2018 haar masterstudie (MSc) af aan de Universiteit van Utrecht bij de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie, Departement Bestuurs- en Organisatie-wetenschap met haar onderzoek
“Exitstrategie: een kwestie van doen, denken en delen”. Ze kreeg er in 2019 de NAP Thesis Award voor, een prijs voor de beste these op het gebied van de filantropie. Het is een empirische studie over negen Nederlandse Particuliere Initiatieven (PI’s) die actief zijn (geweest) in Zuid-Afrika, het land waar Martje Nooij zestien jaar heeft gewoond en gewerkt. In eerder onderzoek naar het PI (zoals van Kinsbergen, Schulpen en Van den Berg) is gesteld dat het nuttig zou zijn om te kijken naar de duurzaamheid van het werk van PI’s. Nooij’s onderzoek haakt
daarop in door de resultaten van negen PI’s, die gestopt zijn of dat ten tijde van het onderzoek van plan waren, tegen het licht te houden. De bevindingen zijn gebaseerd op een enquête, op interviews met PI-bestuurders en op documenten van PI’s zoals nieuwsbrieven, jaarverslagen en foto’s.
Nooij geeft in het laatste hoofdstuk niet alleen diverse aanbevelingen voor de praktijk van PI’s, maar ook voor donateurs, donororganisaties en filantropische adviseurs. Het onderzoek heeft diverse nieuwe inzichten opgeleverd, op basis waarvan Nooij op verzoek van Partin deze toolkit
heeft ontwikkeld, speciaal voor PI’s. Naast onderzoeker is Martje Nooij bij diverse organisaties in Zuid-Afrika, Nederland en België bestuurder en adviseur (geweest). Ze is o.a. secretaris van een Particulier Initiatief (PI).
Ze is bereid om PI-bestuurders te adviseren bij hun dominante ‘D’ analyse en bij hun exitstrategie.

Onderzoeker Martje Nooij

EXITSTRATEGIE

Exitreden versus exitstrategie

Er is een essentieel verschil tussen een exitreden en een exitstrategie. Een exitreden ontstaat in het hier-en-nu, terwijl een exitstrategie toekomstgericht is.
Stoppen vanwege acuut geldgebrek heeft een andere lading dan stoppen omdat de doelen zijn bereikt. Bij een exitreden kunnen interne èn externe factoren een rol spelen. Voorbeelden van interne factoren zijn gezondheidsproblemen of de leeftijd van bestuurders. Voorbeelden van externe factoren zijn een verslechterde relatie met de lokale partner of geldgebrek omdat fondsenwerving niet (meer) lukt.

Over het algemeen komen exitredenen bij het PI vaker voor dan exit-strategieën. Dat geldt vooral als het werk van het PI beperkt is gebleven tot praktische zaken zoals (op)levering van gebouwen en materialen, terwijl er geen geld was voor organisatiekosten en capaciteitsopbouw.
Capaciteitsopbouw blijkt verreweg het belangrijkst voor duurzame (lees blijvende) resultaten.

Voor PI’s die van plan zijn zichzelf op te heffen of partners ‘daar’ los te laten, is het belangrijk om vast te stellen welke ‘dominante D’ (werkwijze) er gehanteerd wordt. Die werkwijze heeft namelijk belangrijke gevolgen voor de resultaten, in het bijzonder als PI’s duurzame resultaten willen boeken. Voor alle duidelijkheid: de drie ‘D’s’ zijn geen typering van wat PI’s zìjn, – het is dus geen etiket -, maar eerder een typering van verschillende werkwijzen of gedragspatronen.
De meeste PI’s zullen twee of drie werkwijzen hanteren. Ze wisselen doen, denken en delen met elkaar af. Wel zal één van de drie werkwijzen het vaakst worden gehanteerd. Dat noemen we de dominante ‘D’.

DRIE WERKWIJZEN: DOEN, DENKEN EN DELEN

Doen (focus op verbeteren)
Denken (focus op financieren)
Delen (focus op bemiddelen en ontwikkelen)

PI’s met DOEN als dominante D
Deze PI’s onderscheiden zich door hun “hands-on” werkwijze: ze bouwen, verdelen spullen, schrijven stukken en nemen op deze manier de lokale partner werk uit handen. Bovendien gaan ze uit van wat ze zelf te bieden hebben in plaats van uit te gaan van een vraag van de partner ‘daar’.
Deze aanpak staat het lokale eigenaarschap in de weg.
Voor deze PI’s lijkt de exit spontaan tot stand te komen vanwege meerdere exit-redenen die in het hier-en-nu zijn ontstaan – zonder dat er sprake lijkt te zijn van een echte exitstrategie.

Omdat er niet gewerkt is aan lokaal ‘eigenaarschap’ leidt een exit tot verzwakking van de positie van de zuidelijke partner – de belangrijkste, -vaak enige- donor valt immers weg.
Aangezien lokaal eigenaarschap cruciaal is voor duurzaamheid, zal een PI dat uitsluitend in de ‘doen’modus opereert, geen duurzaam (lees blijvend) resultaat kunnen boeken.

Typerende foto van een PI in de ‘doen’ modus: actiefoto met ‘lokale ontvangers’ en Nederlandse (wel)doeners in beeld.

PI’s met DENKEN als dominante D
Deze PI’s houden zich bezig met het faciliteren van geldstromen tussen Nederlandse donoren en partners in het zuiden. Ze focussen op projectbeschrijvingen, rapportages en controles. Ze gaan wel uit van een vraag van de lokale partner, maar hun strenge verantwoordingseisen beperken het eigenaarschap ‘daar’.
Evenals bij ‘doen’ lijkt bij ‘denken’ de exit spontaan tot stand te komen door meerdere exit-redenen, zonder dat er sprake is van een exitstrategie. Dat komt o.a. omdat het vaak om kortetermijnprojecten gaat van 1-2 jaar, onder druk van donoren die snel resultaten willen zien.
Belangrijke exit-redenen zijn het opdrogen van de geldstroom door de moeizamer wordende fondsenwerving in Nederland, of het ontbreken van goede projectvoorstellen en rapportages van de lokale partner.
Meestal worden alleen aanvragen voor materiële voorzieningen gehonoreerd, maar geen organisatiekosten.
Materiële voorzieningen vergen echter onderhoud en als daarvoor geld, kennis en kunde bij de lokale partner ontbreekt, zullen de gefinancierde voorzieningen tijdelijk zijn en niet duurzaam. Verder kunnen de al eerder genoemde strenge verantwoordingseisen bij de zuidelijke partner stress en (opzettelijke) misleiding uitlokken. Dit alles is niet bevorderlijk voor eigenaarschap ‘daar’.
Aangezien lokaal eigenaarschap cruciaal is voor duurzaamheid, zal een PI dat uitsluitend in de ‘denken’ modus opereert, geen duurzaam (lees blijvend) resultaat kunnen boeken. 

PI’s met DELEN als dominante D
De werkwijze die deze PI’s hanteren is altijd vraaggestuurd en daarbinnen is ruimte geschapen voor een gezamenlijk leerproces. Het PI houdt zich bezig met het begeleiden van de zuidelijke partner in de vorm van trainingen, coaching, lobbyen en netwerken. Deze werkwijze lijkt cruciaal voor duurzame ontwikkeling. De belangrijkste exit-reden voor een PI in de ‘delen’ modus is dat het doel is bereikt – de partner kan het zelf.

De achilleshiel van deze werkwijze is de langetermijn aanpak, terwijl vele donateurs en donororganisaties helaas een kortetermijn horizon hebben.


DE TOOLKIT

In de toolkit worden de kenmerken van de DOEN, DENKEN en DELEN werkwijze geïllustreerd met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Citaten van PI-bestuurders en foto’s maken die praktijk makkelijk herkenbaar.
Ook worden per dominante ‘D’ aanbevelingen gegeven en vragen gesteld waarmee PI’s direct aan de slag kunnen.

“Verwacht geen medailles, prijzen of erkenning voor wat je doet. Hoe meer ruimte je laat aan anderen, hoe groter de kans op succes”.
Diego Hidalgo, filantroop.

MEER TOOLKITS

Handig in dit verband zijn wellicht ook: