Uit het dagboek van Estefania
Verhaal genomineerd voor de Partin Prijs 2016 (gesponsord door de ASN Bank)
Estefania woont in de omgeving van Cusco in het Andesgebergte, in een kleine communidad op 5000 meter hoogte. Haar gezin leeft van wat de aardappeloogst en de 15 kippen opbrengen. O ja, ze hebben ook “een aandeel” in de Alpacakudde van de communidad.
8 november 2014
“Vandaag kregen mijn ouders bezoek van mensen van HoPe. HoPe heeft onze school betaald. De mannen uit de communidad hebben hem zelf gebouwd maar de stenen en de tafels en stoelen kregen we van HoPe. De school was wel leuk. Maar nu moet ik er af. Ik ben 13 jaar.
Ze waren met z’n zessen. Zo veel mensen had ik niet verwacht. Twee spraken onze taal. De anderen spraken Spaans. Er waren ook twee Gringo’s bij. Ik hield me maar op afstand. Ze maakten wel foto’s, ook van mij. Mijn vader zei later dat een van hen de “presidente” was van HoPe. Hij zag er niet uit als een president. Gewoon een gringo in een spijkerbroek.
Ze praatten wat met mijn ouders in een kring. Een van de Peruanen van HoPe vertaalde wat mijn ouders zeiden in het Spaans. Toen ze weg gingen kreeg mijn moeder een groot rond brood. Dat was lekker. Weer wat anders dan altijd die aardappels.
Mijn vader vertelde dat ik volgend jaar naar een andere school kon. Naar een school voor oudere kinderen. Daarvoor zou ik in het begin van de week met een groepje uit onze communidad vijf uur moeten lopen. We kunnen daar blijven slapen. Eind van de week kunnen we dan weer naar huis. Ik weet niet of ik dat wil. Ik weet ook niet of mijn ouders dat kunnen betalen.”
23 november 2014
“Met mijn vriendin Eleuteria gesproken. Zij heeft veel ervaring. Ze is wat ouder dan ik, ik praat graag met haar. Zij vindt dat ik naar die andere school moet gaan, als ik die kans krijg. Ze had het over “de segundaria”, de vervolgschool. Eleuteria komt af en toe in de dorpen beneden om een deel van haar aardappeloogst te verkopen of te ruilen voor mais en schoenen. Ze zegt dat het leven daar fijner is. Wie goed Spaans spreekt en een vak geleerd heeft, is niet meer arm en kan iedere dag verschillende dingen eten en schone kleren aantrekken. Om een vak te leren moet je eerst naar de segundaria, zegt ze.”
14 maart 2015
“Ik ben nu voor de derde week hier in de Albergue, het slaaphuis van HoPe, waardoor ik door de week naar de segundaria kan. Het gaat nu wel beter dan in het begin. De eerste week heb ik veel gehuild, want ik had heimwee. Ik geloof niet dat de anderen dat hebben gemerkt. Carmen, de moeder van de Albergue, was wel erg lief voor me. Nu heb ik vriendinnen en maken we ook veel plezier. Mijn ouders vragen steeds wat ik allemaal heb geleerd. Zij vinden het ook belangrijk dat ik de segundaria afmaak. Dan zal ik het beter hebben dan zij, zeggen ze. Misschien kan ik hen later ook beter helpen ……”
Opgetekend door Maarten Elling