Van weesmeisje tot powergirl
Verhaal genomineerd voor de Partin Prijs 2016 (gesponsord door de ASN Bank)
De jongste leerlingen zwaaien ons uit. Ze staan met hun laken in de hand bij de grote voordeur van onze school, de Kattaikkuttu jeugdtheaterschool in Punjai, Zuid India. Ze kruipen straks weer dicht tegen elkaar aan op hun slaapmatjes om lekker te gaan slapen. Wij zijn al boven de 12 jaar, wij hobbelen in de bus de donkere nacht tegemoet op weg naar een dorp, waar we een voorstelling zullen gaan spelen. Vannacht treed ik op in het dorp waar ik geboren ben. Ik speel samen met de anderen kinderen van de Kattaikkuttu-school op het plein voor de tempel een deel van het Mahabharata-verhaal. Mijn vrienden, buren en familie uit mijn dorp zullen eindelijk met eigen ogen zien waarom ik zo graag naar deze verre school wilde.
Het Kattaikkuttu-theater kent iedereen. Maar zo als wij de stukken spelen – met acrobatiek, nieuw bedachte kostuums en moderne grappen – kennen ze het niet. Die staan straks raar te kijken. Ik moet er nu al om lachen. “Wat heb jij? “ roept Rupati, die naast me zit. “Waarom lach je?” Ik geef haar een zetje. “Ik moet denken aan al die mensen uit mijn dorp. Zij hebben nog nooit zulke goede acteurs gezien als wij. Meisjes hebben nog nooit op het toneel gestaan in mijn dorp. ” Nu grinnikt Rupati met me mee. “Spannend he? “ fluistert ze. Het is net alsof opa Rajagopal, mijn leraar, gehoord heeft wat we zeggen. Hij zit voor in de bus en draait zich om. “Hebben de mensen uit jouw dorp je nog gebeld Bharati? Ze hebben een festival georganiseerd in de tempel. Daarom spelen we. Leuk dat jij Krishna bent, een god. Ha ha ha.“
Ik ben er trots op dat mijn leraar me zo ’n belangrijke rol heeft gegeven voor vanavond. Ik ben er ook trots op dat ik in mijn dorp kan laten zien dat ik kan toneelspelen en zingen in de oude taal, iedereen vindt die zo mooi. En dan ga ik ook nog het diploma van de negende klas halen dit jaar. Dat hebben de meeste kinderen in mijn dorp niet. “Auw” Rupati knijpt me. “Je zit alweer te dromen. Niet in slaap vallen! We moeten de hele nacht nog!“ De volle maan maakt lange schaduwen op de weg. Ik zie de donkere schaduw van de grote fabriek afsteken tegen de inktblauwe lucht. We zijn bijna bij mijn dorp. Het is nog steeds heel warm. Ik heb een doek meegenomen om om te slaan tegen de nachtkou, maar nu heb ik die nog helemaal niet nodig.
We springen de bus uit als hij stopt bij de tempel die ik zo goed ken. De anderen beginnen meteen met uitladen. Ze hangen doeken op, richten een kleedkamer in, stemmen de instrumenten en overleggen met de dorpsoudsten. Ik sta nog een beetje niksen als ik een hand op mijn rug voel. Dat is Radha, een van de oudere jongens, die nu een hoofdrol speelt in ons stuk. Hij heeft al zoveel geleerd dat hij op de Kattaikkuttu school op het kantoor werkt en in de leer is als zakelijk leider. Hij kijkt me lachend aan “weesmeisje”, plaagt hij mij. Ik moet blozen. Hij kent mij beter dan ik dacht. Hij weet wat er gebeurd is en hoe ze me vroeger noemden in het dorp. Ook hij heeft zijn ouders verloren toen hij nog heel klein was. “De Kattaikkuttu school is nu mijn familie” heeft hij wel eens tegen mij gezegd. Ik voel precies hetzelfde. Ook voor mij is de school mijn familie.
“Daar komt je oma aan.” Radha wijst naar de weg. Ik schrik. Oma loopt een beetje mank. Ze heeft een stok. Zou ze weer last van haar been hebben? Ik ren naar oma toe. We omhelzen elkaar. Omdat ik op school woon zie ik oma maar eens in de twee maanden, in de vakanties wat langer. “Niks aan de hand met dat been hoor“ zegt oma lachend als ze mijn bezorgde gezicht ziet. “Ik kom vast kijken zodat ik een goed plekje heb. Hier, voor jou .” Ze stopt een lekkere koek in mijn handen. Mmm. Oma weet wat ik lekker vindt. “Bharati!” hoor ik achter me. Ik herken de stem van mijn oom. Hij is met een paar mannen de elektriciteitsdraden aan het ophangen. “Ik heb gehoord dat jij meespeelt.” zegt hij en kijkt me vragend aan. Ik knik. “Ja oom, ik speel Krishna. “ Oom kijkt verbaasd. “Ik heb er nog nooit van gehoord dat meisjes meedoen met Kattaikkuttu. En hoe kan een meisje nou Krishna spelen!” Oom zou eens moeten komen kijken op de Kattaikkuttu-school. Dan zal hij zien wat meisjes allemaal kunnen. Afgelopen maand kregen we nog les van een clown uit Zwitserland. We leerden hoe we boven op elkaar konden staan en we leerden trucjes hangend in touwen. Op onze school doen de meisjes gewoon hetzelfde als de jongens.
“Binnenkort zal je wel weer hier komen wonen, meisje, want je wordt al groot. Bijna tijd om te trouwen.” Oom knijpt me in mijn wang. “Oma en ik zullen binnenkort eens een paar echtgenoten voor je uitnodigen.” Nee!!! Dat wil ik niet. “Omaaaa?” roep ik. Oma glimlacht geruststellend naar me. “Zo’n vaart zal het niet lopen meisje. Van mij mag je gerust nog een tijdje op die school blijven. Ik praat wel met je oom.” fluistert ze in mijn oor. Ik geef oma een knuffel en ren dan terug naar de tempel waar Opa Rajagopal net begint met het openingsritueel. Hij geeft iedereen een stip, een tikka, op het voorhoofd. Ik ga snel naast Rupati staan en fluister haar in wat oom net zei. “Tila is ook nog niet getrouwd. Die woont nou zelfstandig in Chennai. Het kan best! Ik ga dat ook doen.” Ze knijpt me stevig in mijn hand.
Ik zie dat Radha al stokjes aan het slijpen is. Ik ga naast hem zitten en help mee. Ik meng de blauwe grime en ik smeer zorgvuldig mijn gezicht in. Als ik in het kleine spiegeltje kijk, zie ik niet meer mijzelf maar een jonge, strálende god. Het is gek, maar ik voel ineens een kracht in me.
Net alsof ik een heel klein beetje, zoals Krishna, de dingen in het leven kan laten gebeuren zoals ik ze wil.